De geschiedenis van het tuinpark

 

 In 2002 schreef de heer H. Smit de geschiedenis van Eigen Hof tot dan toe, welk schrijven ook als artikel gepubliceerd werd in de Westerpost. 

Inmiddels weten we dat daarna het belang van van lokaal vitaal groen alleen maar groter is geworden. Ook nu nog, aangezien de kracht van het oorspronkelijke landschap nog maar al te vaak wordt aangetast..

En dat is dan ook een van de redenen waarom de in dit schrijven genoemde parken gelukkig (nog) gebleven zijn. 

Op Eigen Hof is daar sindsdien dan ook hard aan gewerkt; onder meer is het nationaal keurmerk Natuurlijk Tuinieren behaald in 2016 met de hoogste kwalificatie van 4 stippen, wat in 2020 geprolongeerd werd met een verbetering van de bijbehorende score.

Omdat het artikel echter een goed beeld van met name de beginjaren én de veranderende tijden daarna geeft vind u het hier.

 

TUINPARK EIGEN HOF VIJFENZESTIG JAAR

Van 1937 tot na de oorlog

Aan het begin van de 20e eeuw werden er volkstuinen gesticht om arbeiders de gelegenheid te geven zich buiten te ontspannen. De tuinen lagen in groepen ofwel parken en stonden onder bestuur van de Bond van Volkstuinders. De Bond had een aantal doelen: sociaal-economische verheffing van de arbeider, verhoging van de gezondheid door vertoeven in de buitenlucht en zenuwachtige en bleekzuchtige kinderen de kalmerende invloed van buiten laten ondervinden. Kortom tuinarbeid was een sport van 'edele' aard voor jong en oud.

In 1937 bestond de Bond van Volkstuinders 20 jaar, waren er 14 tuingroepen bij aangesloten en werd Tuinpark Eigen Hof opgericht.

Teleurstellende opkomst

Op 19 november 1937, een miezerige avond, kwamen twaalf mannen bijeen in de - nu allang verdwenen - uitspanning Schinkelhaven aan de Amstelveenseweg tegenover de ingang van het Vondelpark. Zij werden ontvangen door het bestuur van de Bond dat onder voorzitterschap stond van de in volkstuinkringen legendarische Jac. Vroegop.

De mannen reageerden op een oproep van de Bond van Volkstuinders in verschillende dagbladen. In deze oproep stond dat de Bond een stuk grond in de Riekerpolder nabij het dorp Sloten had gehuurd van de erven Van de Kroon met plaats voor 130 tuinen. Gezien het aantal tuinen was de opkomst dus teleurstellend. De voorzitter weet dit aan het feit dat de stadsbewoner bij regen, kou en sneeuw er niet aan denkt een tuin te nemen. Volgens hem zou er in het voorjaar meer animo zijn. Uit elf mensen, - één gegadigde was de lust tot tuinieren vergaan omdat het telen van aardappels werd ontraden -, werd een bestuur geformeerd. Op voorstel van de secretaris van de Bond, de heer P. G. Moen, kreeg het 15e tuincomplex van de Bond de naam 'Eigen Hof' en werd hiermee vernoemd naar een nog steeds bestaand tuincomplex in Rotterdam. Aan het slot van de avond werd besloten de volgende dag, zaterdag, bij elkaar te komen op het gehuurde stuk grond.

Slechtste grond

De eerste bijeenkomst viel niet mee, alles wat ze zagen was naast blubber, blubber en nog eens blubber, water waardoor het land onbegaanbaar was. Toen een buurman ook nog vertelde dat dit de slechtste grond was van de hele Riekerpolder zonk hen de moed helemáál in de schoenen. Maar al pratend en overleggend vatten ze moed en zoals het pioniers betaamt werden er 16 tuinen uitgezet en greppels gegraven. Vervolgens moest er een pad worden gemaakt om bij de tuinen te komen. De Bond regelde puin en met vijf(!) man begonnen ze met de padverharding. Dit schoot natuurlijk niet op, maar visioenen van een mooi pad in het voorjaar hield de moed erin en in het voorjaar lag er een pad tot de rotonde. Doordat er teveel grond was gehuurd, ontstonden er financiële moeilijkheden. Gelukkig loste de verhuurder deze op door alleen voor het gebruikte deel grond huur te vragen en kon er toch nog een directiekeet worden gekocht als onderkomen voor het bestuur.

De toename van het aantal leden bleef tegenvallen en in 1938 waren het er nog maar 28. Wel waren er veel kijkers, maar de meesten vonden de afstand tot de stad te groot. Anderen gaven de voorkeur aan een bestaand complex met tuinen waar huisjes bij waren. Er werd besloten te adverteren waardoor het ledental in 1939 was toegenomen tot 59. Dit had weer tot gevolg dat het gebied steeds vaker wateroverlast had en er werd alles aan gedaan om dit te verminderen. Er werden drainages gelegd, windmolens geplaatst en vooral greppels gegraven. Veel werk werd door de leden op zondag gedaan, omdat er toen nog een zesdaagse werkweek was.

Wacht lopen

Na het bombardement op Schiphol aan het begin van de oorlog vroegen velen zich af hoe het met de tuinen stond. Omdat Eigen Hof in de gevarenzone lag, mocht niemand het complex betreden van de bezetter. Na langdurig overleg met het militair gezag werd deze maatregel opgeheven. Wel moest iedereen die naar zijn tuin wilde een lidmaatschapsbewijs tonen. De voedselrantsoenering bracht veel mensen naar de volkstuinen. Het aantal Eigen Hof-tuinders steeg tot 235 en er werd een belendend perceel grond gehuurd van de heer Van de Laan. De ruimere financiële middelen werden gebruikt om meer paden aan te leggen. Helaas kwam van het gemeenschappelijke werk niet veel terecht, omdat de nieuwe leden geen echte volkstuinders naar hart en ziel waren. Zij wilden uitsluitend hun voedselvoorziening veiligstellen en het sociale volkstuinwerk stond zeker niet voorop.

Opnieuw zorgde het water voor problemen. Een groot deel van het nieuw gehuurde deel, vroeger de ijsbaan van Sloten, lag lager en stond vooral 's winters permanent onder water. Ook zorgden maatregelen van de bezetter ervoor dat het waterpeil hoog stond. Tot overmaat van ramp raakte in de laatste jaren van de oorlog de olie voor het gemaal op en moest worden overgegaan op windbemaling van de Riekermolen. Gelukkig kon een lid van Eigen Hof voor zeilen voor de molenwieken zorgen, zodat het water weggemalen kon worden. Dat was niet voldoende en men ontdekte dat het waterpeil in de Sloterpolder aan de andere kant van de Sloterweg lager stond dan dat van de Riekerpolder. Er werden duikers onder de Sloterweg gemaakt zodat het water wegliep, maar het duurde nog maanden voordat het overtollige water was verdwenen.

Voor de tuinders kwam er nog een probleem bij. Als er al wat groeide, werd het nog gestolen ook en er moest dus wacht worden gelopen. Omdat er vrijwel geen vervoer meer was, kostte het veel moeite de met veel inspanning geoogste groente thuis te krijgen.

'Netjes' tuinieren

Het was te voorzien dat een deel van de leden het na de oorlog voor gezien zou houden toen het voedsel weer in de winkel te koop was. Maar er was niet op gerekend dat er maar 80 leden zouden overblijven en er ontstonden grote financiële problemen. Opnieuw werd een aantal maatregelen genomen en langzaam maar zeker meldden zich weer nieuwe leden aan. Een bijverschijnsel was dat er, door de heersende woningnood, weldra 26 'vaste' bewoners op Eigen Hof waren.

In die tijd waren het bestuur en de commissies een autoriteit. Er werd goed opgelet of men 'netjes' tuinierde en men zag streng toe op naleving van de regels. Heggen moesten strak in lijn ? op de juiste hoogte ? geknipt worden, de grond moest zwart en onkruidvrij worden gehouden. Evenals in de reguliere land- en tuinbouw werd veel heil verwacht van chemische bestrijdingsmiddelen. Langzamerhand werden er meer bloemen dan groenten geteeld en er werd jaarlijks een bloemencorso gehouden. Ook het sociale leven bloeide weer op en er werden toneel- en muziekavonden gehouden.

Eigen Hof had in die tijd een boven gemiddeld aantal leden die cursussen op het gebied van tuinbouw volgden. Dat resulteerde in de toekenning van verschillende prijzen voor het mooiste tuincomplex.

Van nuts- tot recreatietuin

De jaren '50 tot de jaren '70

Dreigende verplaatsing     1ingang_eigen_hof_1953

Begin vijftiger jaren, - het ging inmiddels weer een stuk beter met Eigen Hof - , ontstond er plotseling een bedreiging. Amsterdam startte met de uitvoering van het, voor de oorlog al aangenomen, Algemeen Uitbreidingsplan West. Uitbreiding die, door de grote woningnood, hard nodig was. Voor de uitvoering was veel zand nodig en er werd een aantal zandwinputten aangewezen. Eén van deze zandwinputten was gepland in de Riekerpolder bij de Nieuwe Meer waar de Riekermolen stond. Om de bovenlaag van veen en klei op te slaan, had men onder andere het gebied van Eigen Hof op het oog.

Om dit te voorkomen moest er hard en zorgvuldig met de gemeente onderhandeld worden. De Bond en het Eigen Hof-lid de heer J. Van Dalen hebben hier veel energie ingestoken. Tijdens een vergadering met wethouder Van 't Hul, die werd bijgestaan door prof. dr. Van Eesteren, de grondlegger van het Plan West, werden de plannen besproken.

De baggeropslag zou komen tot de huidige grens van Eigen Hof en VAT. Op het gebied achter het dorp Sloten zou dan plaats worden gemaakt voor 300 volkstuinen. Dat betekende dat Eigen Hof in zijn geheel zou moeten verhuizen.

Alternatief

Er was echter een alternatief waarbij Eigen Hof grotendeels behouden kon blijven. Op het achterste stuk van het complex, zouden aan de oostelijke kant 40 tuinen verdwijnen. Dit deel zou dan weer gecompenseerd worden met een stuk grond aan de westelijke zijde. De meeste bestuursleden hadden hun tuin op het deel dat zou verdwijnen. Hoewel het gemeentebestuur liever het eerste plan wilde uitvoeren, kreeg het Eigen Hof-bestuur het toch voor elkaar dat het alternatief werd geaccepteerd. Hierdoor kon Eigen Hof grotendeels op de oorspronkelijke locatie worden behouden!

De veranderingen aan het achterste deel van het complex werden uitgevoerd door de gemeentelijke Dienst Publieke Werken. Er werd een drie meter 'brede' singel met sierstruiken aangelegd. Indertijd vormden deze singels een soort afscherming van de toen nog wat armzalige tuincomplexen met huisjes en schuurtjes.

Hiermee was de oorspronkelijke landelijke ligging tussen weilanden, oostelijk de kavel van de heer Van de Laan, - waar tuinders niet alleen de zeilen van de bootjes op de Nieuwe Meer, maar soms ook een koe zagen kalveren - , en westelijk het kerkeland, - waar de voetballers van de vereniging Pancratius speelden - , voorbij.

Bij de viering van het 20-jarig bestaan, de bedreigingen waren inmiddels voorbij, had het bestuurslid C. A. Endert al visionaire ideeën. Toen de groentetuinen langzamerhand siertuinen werden, vond hij dat Eigen Hof zich wel de naam volkstuinenpark kon toe-eigenen. Hij hoopte dat wandelroutes door Amsterdam-West ook over Eigen Hof zouden lopen en dat het volkstuinenpark dan een bezienswaardigheid zou worden.

Recreatieve tuinen

In de zestiger en zeventiger jaren veranderde het karakter van de tuinen drastisch doordat ze steeds minder voor voedselproductie en steeds meer voor recreatie werden gebruikt. Een gazon met wat struiken er omheen. De toegenomen welvaart maakte het mogelijk comfortabeler huisjes te bouwen en vele gezinnen brachten met hun kinderen het hele zomerseizoen op de tuin door. De kinderen gingen dan tijdelijk in Sloten op school. Ook de toen nog aanwezige middenstand in het dorp Sloten profiteerde hiervan mee.

Hiermee veranderde ook de samenstelling van de tuinbevolking. In plaats van het oervolkstuingezin van vaak handarbeidende vader met vrouw en kinderen kwamen er steeds meer alleenstaanden en andere gezinsvormen.

De gestresste hoofdarbeider zocht zijn rust op zijn datsja en bemoeide zich niet zo intensief met het sociale leven op het tuinpark. De planten werden niet meer gezaaid, verspeend en gepoot maar kant en klaar gekocht bij tuincentra.

Met deze maatschappelijke cultuuromslag nam ook de kritiek op het gebruik van bestrijdingsmiddelen toe. Er werden meer struiken en bomen, zoals de onvermijdelijke coniferen, geplant waardoor Eigen Hof 'verhoutte'. Daarnaast ging een deel van de tuinders natuurlijker tuinieren, wat zeggen wil dat ze de natuur een kans gaven.

Parken als het Jac. P. Thijssepark in Amstelveen waar de grond helemaal met kruiden begroeid was, de zogenaamde bodemdekkers, werden als voorbeeld genomen en vonden navolging. Er ontstonden 'nette' en 'wilde' tuinders. Tussen beiden ontstonden wel eens spanningen waarbij kreten als "ze maken er een rotzooi van" en "ze doen maar" niet van de lucht waren. Kreten die tot op heden nog wat naklinken.

Ecologisch beheer

De 700 meter lange buitensingel die in de vijftiger jaren met sierstruiken was beplant en die geheel zwart geschoffeld moest worden, eiste veel werk. De sierstruiken verouderden en moesten vakkundig gesnoeid worden. Dat lukte niet meer en er werd besloten een inheems bosplantsoen te planten. Ook liet men de grond begroeien. In plaats van een keurig strak tuincomplex ontstond door dit ecologisch beheer een losser natuurlijker tuinpark.

De ecologie en de toekomst van het park.

De jaren '80 tot nu

Nieuwe bedreiging en ecologisering

Begin tachtiger jaren groeide de economie sterk en Amsterdam had, om te kunnen uitbreiden, steeds meer groen nodig. Ook Schiphol groeide enorm, waardoor er steeds meer kantoorgebouwen en de daarbij horende infrastructuur nodig was. Hierdoor werden plannen ontwikkeld voor de Zuidas. Een kantoorgebied dat van Hoofddorp tot de ArenA door de Riekerpolder zou lopen. In een gemeentelijke studie van 1989 naar bouwlocaties aan de Zuidas werd Eigen Hof als potentiële bouwlocatie aangewezen. Aan deze studie werd ook een ecologische studie toegevoegd waarin Eigen Hof de hoogste waardering kreeg met als tekst: veel onvervangbare natuur.

Onderdeel Groene AS

Terzelfder tijd erkende ook de landelijke overheid dat de natuur gevaar liep door de ontgroening van Nederland. Omdat men besefte dat natuurgebieden los van elkaar kwamen te liggen, werd om de natuur veilig te stellen, een natuurbeleidsplan uitgebracht. In dit natuurbeleidsplan werd een ecologische hoofdgroenstructuur opgenomen: een systeem met ecologische verbindingszones tussen de natuurgebieden waardoor flora en fauna zich weer konden verplaatsen. Eén van deze verbindingszones loopt tussen Amstelland en Spaarnwoude, langs de Ringvaart. Tijdens informele gesprekken met de provincie boden verschillende volkstuinenparken (waaronder Eigen Hof) aan, een taak op zich te nemen. In het hieruit ontwikkelde streefbeeld van deze zone 'de Groene AS' werd Eigen Hof opgenomen.

Omdat de Riekerpolder steeds meer verhardde, moest er extra waterberging gecreëerd worden. In overleg met een aantal actieve leden werd door DWR een deel van het sportpark ten oosten van Eigen Hof afgegraven en 'natuurlijk' ingericht. Deze waterberging maakt nu onderdeel uit van de 'de Groene AS', die via het 'Weilandje Vrije Geer' naar de Ringvaart loopt.

Hakhoutbeheer

In de tussentijd ontwikkelde de gemeente Amsterdam een structuurplan genaamd 'Open Stad'. Omdat in dit plan veel groen verloren ging, werd er ook een hoofdgroenstructuur ontwikkeld. Hoewel het groen hierin een beschermde status kreeg, moest het toch aan bepaalde eisen voldoen. Die werden weer vastgelegd in een toetsingskader.

Voor volkstuinparken waren dat vooral natuur, recreatie en bepaalde ecologische structuren. Eigen Hof en zustertuinpark VAT werden in deze structuur opgenomen met als speciale functie de ondersteuning van 'de Groene AS'.

Voor Eigen Hof werd een inrichtings- en beheerplan gemaakt. Op het achtergedeelte werd een heemtuin aangelegd waarbij het westelijke deel op ecologische principes werd gebaseerd. Het substraat werd hier gevarieerd wat betreft hoogte, vochtigheid, expositie en grondsoort. Voor de 700 meter lange buitensingel kwam een hakhoutbeheer met een cyclus van zeven jaar. Hierdoor werd een grote structurele ecologische variatie bereikt. De natuurwaarde steeg in de loop der jaren en er kwamen steeds meer plantensoorten en broedende vogels. Opmerkelijk is de paddenstoelenrijkdom van meer dan 150 soorten.

In 2000 won Eigen Hof de milieuprijs van het stadsdeel Osdorp. In het juryrapport stond dat het tuinpark een unieke positie inneemt onder de volkstuinparken in de regio Amsterdam. Met name het ecologisch beheer, dat als ondersteuning van 'de Groene AS' geldt, werd specifiek genoemd. Ook de voorlichting en lezingen, zowel voor tuinders als buitenstaanders, en de informatieve bordjes bij het groen werden als voorbeeldfunctie genoemd.

Toekomst

Voor het groen en dus ook voor een aantal volkstuinparken in de stad ziet het er in de komende jaren niet best uit. Er is alweer een nieuw structuurplan ontwikkeld dat de veelzeggende titel 'Kiezen voor stedelijkheid' heeft gekregen. In dit ambitieplan tot 2030 staat de - nu nog landelijke - Riekerpolder bijna helemaal als bebouwd aangegeven.

De andere volkstuinparken in deze polder, Ons Buiten en Lissabon, worden ernstig bedreigd, maar Eigen Hof en VAT zijn in de hoofdgroenstructuur van het ontwerpstructuurplan gebleven. In de onderlegger van het structuurplan, het streekplan van de provincie Noord-Holland, zijn ze zelfs buiten de rode contouren gehouden en vormen ze een onderdeel van de Amsterdamse Bosscheg. Wel zullen beide parken zich moeten aanpassen aan het toetsingskader. Dit betekent een openbaar karakter, een natuurvriendelijke en educatieve inrichting en een belevingskwaliteit van verzorgdheid, rust en afstand tot de stad. Ook moeten ze, indien mogelijk, deel gaan uitmaken van recreatieve en ecologische netwerken. De geplande verbinding tussen Eigen Hof en VAT zal hieraan een belangrijke bijdrage leveren.

Wens uitgekomen!

De elf dappere pioniers die in 1937 op de slechtste grond in de Riekerpolder Eigen Hof aanlegden, hebben toen nooit kunnen weten dat het tuinpark, 65 jaar later, een belangrijke groenvoorziening in de structuur van de stad zou worden. Een park, dat men in 1938 nog te ver van de stad vond liggen, maar nu een lange wachtlijst van belangstellende tuinders heeft. Een park voor wandelaars, niet alleen uit de directe omgeving, maar uit de hele stad. De wens die het toenmalige bestuurslid C.A. Endert bij het 20-jarig jubileum uitsprak, dat wandelroutes door Amsterdam-West ook over Eigen Hof zouden lopen en dat het volkstuinenpark dan een bezienswaardigheid zou worden, is grotendeels uitgekomen.

S.